Trump mag dan wel van het toneel zijn verdwenen, óók onder zijn opvolger, de atlanticus Biden, gaan in Europa stemmen op om onze politiek-militaire banden met de VS losser te maken, “gebruikmakend van het door het presidentschap van Biden geboden respijt”. Immers, Europa kan het zich niet veroorloven ‘een tweede Trump’ onvoorbereid af te wachten. Aldus een drietal auteurs, dat in een overigens intellectueel stimulerend essay meent dat “het Atlanticisme geen anker meer is, maar eerder een optie, met plussen en minnen”. Atlanticisme als optie: zeker voor Nederland zou dat een agonizing reappraisal betekenen – die zich bovendien aandient op het moment dat Nederland zijn krijgsmacht na jaren van sluipende afbraak in feite moet wederopbouwen. Aangenomen dat een nieuw kabinet dat laatste daadwerkelijk ter hand zal willen nemen, dan kan het uitmaken of deze wederopbouw zich zal willen oriënteren aan de vertrouwde, en nog enigszins disciplinerende, NAVO-kaders, dan wel aan een nog altijd als fata morgana omschreven, Europees-continentaal geopolitiek project – naast een straks wellicht gemarginaliseerde NAVO.
Onder president Biden zijn de VS terug-van-weggeweest. Binnenlands lanceert Washington met grootscheepse investeringen in economie, klimaat en infrastructuur niets minder dan een tweede New Deal – hopelijk uitmondend in een eerlijker, hervormd kapitalisme. Internationaal wil de VS weer leiding geven aan de in het slop geraakte liberale internationale ordening: multilateralisme, westelijke veiligheidsverbondenheid, rechtsstatelijke democratische vrijheidswaarden – waarden die Europeanen en Amerikanen alleen samen effectief kunnen verdedigen. Anders gesteld: de atomisering en verruwing van de internationale samenleving vragen allesbehalve om een lossere, ‘optionele’ relatie tussen de transatlantische bondgenoten. Overigens blijft het in Europa niet alleen bij opluchting over de teruggekeerde Atlantische reflex. Honderd dagen na het aantreden van Biden, zijn Europeanen en Amerikanen druk doende gezamenlijke posities te ontwikkelen over o.m. handel, technologie en klimaat. Ook de Chinese expansiedrift – waarop de VS wel moéten reageren als uitvloeisel van hun wereldwijde verantwoordelijkheden – brengt Europeanen en Amerikanen nu al dichter bij elkaar. Door mét de VS bestaande en nieuwe (veiligheids)uitdagingen aan te pakken, kan Europa bijdragen tot het welslagen van de Biden-administratie – en daarmee niet alleen ‘een tweede Trump’ helpen voorkomen maar ook de transatlantische band helpen vernieuwen.
Europese aspiraties
Tegenover dit herlevend transatlantisch bondgenootschap, staat de these van het drietal auteurs dat ditzelfde bondgenootschap structureel wordt ondermijnd doordat de VS en Europa uit elkaar zouden groeien (divergerende geografische prioriteiten en demografie) – reden waarom Europa zo nodig haar eigen weg zou moeten zien te gaan.
Nu hebben de Europeanen altijd al de periodieke behoefte gevoeld om, zowel binnen als naast het Atlantisch bondgenootschap, hun eigen identiteit en visie te markeren. Zo lanceerden zij onder de EU-vlag een ‘gemeenschappelijk buitenlands, veiligheids- en defensiebeleid’. Met enige tientallen, niet onnuttige maar doorgaans kleinschalige militaire operaties en civiele missies, heeft de EU sinds 2003 voor een bescheiden, risicomijdende Europese voetafdruk buitengaats gezorgd. Thans wordt er voor gepleit dat een ‘strategisch autonoom handelend’ Europa zichzelf internationaal naar een hoger plan tilt. Het uitstralen van soft power, onder meer via de uitoefening van internationale regelmacht dankzij de interne markt, is kennelijk niet meer voldoende. Zo’n hoger plan veronderstelt evenwel de bewezen wil en capaciteit om met inzet van hard power in het hogere deel van het conflictspectrum te opereren. Aan beide – wil én capaciteit – heeft de EU voorlopig gebrek. Het Frans-Duitse duo dat na Brexit Europa geopolitiek zou moeten neerzetten overtuigt niet. Wanneer Macron ‘Europa’ zegt bedoelt hij ‘Frankrijk’. Met zijn operationeel sterk verwaarloosde Bundeswehr denkt Duitsland liever niet in termen van militaire machtsontplooiing. Intussen blijven de overige EU-lidstaten te klein, onderling te verdeeld door geografische en historisch-culturele factoren, om het nodige collectieve gewicht in de schaal te (willen) leggen. Verder is de veelkoppige, intern ruziënde Brusselse bureaucratie niet goed in staat om Europa als geopolitieke macht effectief te profileren. En in de uiteindelijk cruciale relatie tot de NAVO, geeft het begrip ‘herwonnen Europese handelingsvrijheid’ aanleiding tot het nodige symbolisch, conceptueel en – niet te vergeten – budgettair geharrewar. Kortom, veiligheidspolitiek gezien is het veeleer Europa dat ‘optioneel’ is – en dat voorlopig ook zal blijven.
Nederland
Voor de behartiging van zijn veiligheidsbelangen is Nederland onverminderd gebaat bij het beproefde politiek-militaire ‘habitat’ waarmee het ontegenzeggelijk de meeste affiniteit blijft houden: de NAVO. Aanvaarding van globaal Amerikaans leiderschap biedt Nederland ook meer diplomatieke manoeuvreerruimte dan aansluiting bij de als minder natuurlijk ervaren, Europees-continentale oriëntatie van een Frans-Duits tandem dat uit onzekerheid juist in dirigisme kan vervallen. Wél zal Nederland, met het oog op herstel van zijn bondgenootschappelijke geloofwaardigheid, overtuigende resultaten moeten laten zien bij de wederopbouw van zijn krijgsmacht. Neemt Nederland dit nationale huiswerk serieus, dan zal het zijn deelneming aan Europese defensiesamenwerking kritisch willen bekijken: het tweede mag immers niet in de plaats komen van het eerste. Niet dat ‘Europa’ en de NAVO elkaar steeds bijten: zo is het door Nederland getrokken EU-project ter verhoging van militaire mobiliteit een welkom voorbeeld van een directe Europese bijdrage aan bondgenootschappelijke militaire slagkracht, en daarmee aan Europese burdensharing binnen de NAVO.
Marc Bentinck is oud-diplomaat. Tussen 1983 en 2010 diende hij hoofdzakelijk in de multilaterale veiligheidsdiplomatie (CVSE/VN/NAVO/EU), op welk terrein hij tegenwoordig gastcolleges en – seminars geeft, in combinatie met internationale onderzoeksopdrachten.
