‘Zijn die Nederlandse militairen nu voor niets gestorven?’ De val van Kaboel, nu ruim een jaar geleden, was niet de eerste keer dat de pers veteranen deze vraag stelt. De missie is mislukt, alles is weer terug bij het oude en dus rijst deze vraag. Niet omdat hij echt interessant is, maar omdat de persoonlijke emotie van militairen, de collectieve verbolgenheid van onze aan ernstige meningsobesitas lijdende maatschappij, kijkers en lezers oplevert. Trending topics die moeiteloos een oorlog in de Oekraïne naar de achtergrond verdrijven, omdat voetbal interessanter is. Het wereldkampioenschap voetbal in een land dat zich er door die oorlog meer dan ooit tevoren van bewust is dat ze ons economische infuus zijn. Op dat evenement worden reporters en ministers onze nieuwe (voor zover je dat nog mag zeggen) verzetshelden. Strijders die herkenbaar zijn aan een one love-armband en holle frases.
‘De dood van al die arbeidsmigranten,’ vertelt Michael van Praag op Radio1, ‘is vreselijk, schandalig. Maar het getal van 6751 waar The Guardian over spreekt, klopt niet.’ Schaamteloos, alsof ik naar Poetin luister die het aantal gesneuvelde Russische militairen omlaag bijstelt, nuanceert de oud KNVB-voorzitter de sterftecijfers van de stadionbouw. Volgens officieel onderzoek uitgevoerd door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), stierven in het jaar 2020 slechts vijftig mensen in Qatar. Een slordige vijfhonderd arbeiders raakten ernstig en 37.000 licht gewond. Statistieken die de legendarische woorden van Liverpoolcoach Bill Shankly ineens tot een pijnlijke waarheid maken. ‘Some people believe that football is not a matter of life and death. I’m very disappointed with that attitude. I can assure you it’s much, much more important than that.’
Vier jaar Nederlandse missie in Uruzgan tegenover tien jaar voorbereiden op een potje voetbal. Wederopbouw versus stadionbouw. Vierentwintig doden tegenover alles tussen de vijfhonderd (inmiddels door Qatar erkend) en zevenduizend.
Van de Nederlandse wederopbouwprojecten is na de val van Kaboel weinig overgebleven. Op diezelfde manier kun je je, bij gebrek aan voetbalclubs in het land, afvragen wat het lot van die prachtige stadions na ons vertrek zal zijn. Misschien dat ze, met een beetje geluk, op de lange termijn een toeristische trekpleister in de woestijn zullen zijn. Moderne piramides die, als het zoveelste historische voorbeeld van onze menselijke grootsheid, de geschiedenis van Oekraïne overschaduwen. Op de korte termijn rest ons, na uitschakeling van ‘onze jongens’, de persconferentie. Het moment dat we natuurlijk die ene vraag die Nederland dan nog bezighoudt zullen stellen. ‘Louis. Denk je dat, nu we geen wereldkampioen geworden zijn, al die mensen hier voor niets gestorven zijn?’