Het Airborne Museum vertelt het verhaal van de Slag om Arnhem, onderdeel van operatie Market Garden. Directeur Ronnie Weijers wil dat het museum vooral het verhaal van die slag levend houdt – met historische feiten én persoonlijke verhalen.
Mijn grootvader vocht bij de Grebbeberg, en daarom was mijn vader in die periode geïnteresseerd’, vertelt Weijers. ‘Ik kreeg dat als kind mee, met bezoeken aan musea en de herdenking op de Ginkelse Heide. Na mijn studie economie en mijn diensttijd werkte ik uiteindelijk in de museale wereld, eerst als financieel deskundige maar steeds meer betrokken bij de tentoonstellingen. Ik ben nu vier jaar directeur van het Airbornemuseum, gevestigd in Villa Hartenstein, het voormalig hoofdkwartier van de Britste generaal-majoor Roy Urquhart. Overigens ben ik ook verantwoordelijk voor het museum Airborne at the Bridge, dat uitkijkt over de John Frostbrug.’
Unieke band
‘Het Airborne Museum is heel specifiek verbonden aan een stad en een slag. Het is bijzonder hoe belangrijk dit museum is voor de omwonenden. Rondom Hartenstein zat destijds het grootste deel van de Airbornedivisie vast, met een week van zware gevechten. De burgers hadden parachutisten in huis, ze hebben samen in de kelders gezeten en de beschietingen doorstaan. De band die zo ontstond tussen bevolking en militairen is uniek, en vanuit die band is het museum ontstaan. In 1949 is dit museum gestart in kasteel Doorwerth, in 1978 verhuisde het naar Hartenstein. Het was een echt verzamelaarsmuseum, want in elke tuin lagen hier enorm veel spullen. We begonnen met een brede collectie wapens, helmen en uniformen die waren achtergebleven. Maar we hebben ook archiefstukken, persoonlijke brieven en dagboeken die zijn gerelateerd aan Arnhem. De Sherman- tank die buiten staat is een uitzondering, maar hij is te mooi om weg te halen.’
Nieuw ingericht
‘Het Airborne Museum is altijd met zijn tijd meegegaan. Vroeger wilde je elk embleem, uniform en wapen laten zien. Nu moet je het verhaal anders vertellen, want de meesten hebben de oorlog niet meegemaakt. Vijf jaar geleden hebben we het museum vernieuwd met een audiotour, een kinderroute, een Airborne experience en diverse audiovisuele middelen. De diorama’s van vroeger hebben we teruggebracht tot eentje die direct gerelateerd is aan Hartenstein. We gaan dus met onze tijd mee, want ook hier is stilstand achteruitgang.’
Bezoekers
‘Het zijn niet alleen de militairhistorisch geïnteresseerden die hier komen, maar ook veel gezinnen met kinderen, en scholen. Mooi, want we willen dit verhaal ook aan de nieuwe generatie vertellen. Daartoe moet je vernieuwen, en volgens mij lukt dat goed.
‘Er komen ook veel buitenlanders, met name Britten. Zij beschouwen dit als heilige grond, en velen willen ook de John Frostbrug zien. ‘We streven naar minimaal 90.000 bezoekers per jaar. Het eerste jaar na COVID zaten we al op 86.000, en dit is een jubileumjaar, dus ik denk dat we dat wel halen.’
Persoonlijke verhalen
‘Het museum besteedt vooral aandacht aan de slag om Arnhem. Dat lijkt een beperking, maar er is nog zoveel te vertellen. Neem onze tentoonstelling over het St. Elisabeth Gasthuis: daar werkten Duitse nonnen, maar tijdens de slag om Arnhem was het een Brits veldhospitaal – dat al snel weer door de Duitsers veroverd werd. Daar werkten toen Duitse nonnen, Britse, Duitse en Nederlandse artsen, en Nederlandse verpleegsters, naast burgers en verzetsmensen. Ook hebben we vorig jaar een tentoonstelling gehouden over 21 Joodse mannen die voor de oorlog naar Engeland vluchtten en hier bij Arnhem achter de linies vochten. Dan heb je het over persoonlijke verhalen, maar ook grotere thema’s als de jodenvervolging.
‘We besteden verder aandacht aan Duitse militairen. Want er ook veel gewone jongens die het bevel kregen om hier naartoe te gaan. Er waren veel Duitsers het slachtoffer van dat Nazi-regime. Ook dat mag best verteld worden. ‘De focus is duidelijk verschoven van puur militaire feiten naar persoonlijke verhalen.’
Objecten met een verhaal
‘Een van mooiste stukken vind ik de jachthoorn van John Frost, die met zijn bataljon de brug bereikte. Hij gebruikte die hoorn om op het landingsterrein zijn mannen te
verzamelen. ‘Verder vind ik onze stiltekamer heel mooi, met de onderscheidingen van honderddertig Britten, Polen en Nederlandse burgers. ‘Bijzonder is verder het speldje dat brigadegeneraal Hackett droeg toen hij ondergedoken zat: als hij, vermomd als landarbeider, een Duitser tegenkwam, gaf dat speldje aan dat hij doof/slechthorend was.
‘En tot slot een stuk behang, waar Britse schutters met kleine hakenkruisjes aangaven hoeveel Duitsers ze neergeschoten hadden. Het zijn allemaal mooie voorbeelden van persoonlijke objecten waar je een verhaal bij kunt vertellen.’
Toekomst
‘En daar gaat het om: het verhaal vertellen. Ik hoop dat het over honderd jaar nog steeds verteld wordt, ook om eer te doen aan de mensen die hier gevochten hebben. Daarnaast heeft dit verhaal nog steeds actualiteitswaarde, want oorlog verdwijnt niet, en vrijheid is niet vanzelfsprekend. Ook nu: zijn we voorbereid op oorlog? En wat hebben we over voor vrijheid en rechtsstaat?’
‘Ik wil ook dat het museum met zijn tijd blijft meegaan. Over twintig jaar zal het er weer anders uitzien. Dat is mijn drijfveer.’
foto's en tekst: Aron Verjans
Dit interview verscheen eerder in de Militaire Courant editie september 2024.
De Militaire Courant is mede mogelijk gemaakt door Noventas Verzekeringen.


