
De middellange-afstandsraketten – zij hielden de NAVO-bondgenoten danig bezig tussen 1979 en 1988 – zijn terug van weggeweest. Tijdens de NAVO-top in Washington in 2024 maakten de VS en Duitsland bekend vanaf 2026 Amerikaanse kruisraketten, luchtafweerraketten en hypersonische raketten in Duitsland incidenteel te zullen stationeren. Deze moeten tegenwicht bieden aan het alsmaar groeiende Russische arsenaal aan op land gestationeerde (Kaliningrad!) raketten (met een reikwijdte van 500 tot 5500 km). Daarmee kan Rusland – in strijd met het 5 jaar geleden gesneuvelde Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag - de Europese NAVO-bondgenoten onder dreiging van (nucleair) vuur aan politieke chantage onderwerpen. Zesendertig jaar na het wegonderhandelen van deze categorie raketten, past deze opmerkelijke Duits-Amerikaanse stap in het nieuwe, gure politiek-militaire klimaat in Europa. Dat deze nieuwe raketten bestemd zijn om een conventionele lading over te brengen, doet niet af aan het feit dat het hier steeds gaat om de koppeling van de Amerikaanse veiligheid aan die van Europa – de harde kern van de wederzijdse bijstandsbelofte krachtens artikel V van het NAVO-verdrag. Deze koppeling moet militair geloofwaardig zijn – daartoe brengt zij het Amerikaanse nucleaire en conventionele arsenaal in stelling. Oók moet de koppeling in Europa voldoende tastbaar/zichtbaar zijn, wil zij afschrikken. Daartoe bleven de NAVO-bondgenoten na afsluiting van het INF-verdrag jarenlang vertrouwen op Amerikaanse raketten die in Europa vanuit de lucht en de zee afgevuurd worden. Dit vertrouwen gaat nu minder op, gezien het destabiliserende Russische overwicht aan middellange-afstandssystemen. Om begrijpelijke redenen hechten de Europese regeringen vanouds cruciale betekenis aan onverminderde Amerikaanse bereidheid Europa zo nodig ook nucleair te verdedigen: extended deterrence. Ter geruststelling van de Europeanen en indachtig het NAVO-adagium sharing benefits, responsibilities and risks, werden de Europese NAVO-bondgenoten vanaf 1966 betrokken bij wat tot dusver een exclusief Amerikaans domein was geweest: de organisatie van de nucleaire afschrikking/oorlogvoering. Via hun lidmaatschap van NAVO’s Nuclear Planning Group, worden de Europeanen geïnformeerd over het Amerikaanse nucleair inzetbeleid en hebben zij een consultatieve inbreng. Dit alles onder eerbiediging van de ultieme Amerikaanse soevereine beslissingsmacht bij daadwerkelijke wapeninzet. Uit hoofde van datzelfde NAVO-adagium, geeft een vijftal Europese NAVO-bondgenoten (Duitsland, Italië, Nederland, België, Turkije) gestalte aan de nuclear-sharing arrangements van de NAVO. Daarbij kunnen vliegtuigen van deze bondgenoten in Europa opgeslagen Amerikaanse nucleaire vrije-val bommen afwerpen. De thans op korte termijn voorziene versterking van ‘de koppeling’, en daarmee van de afschrikking, neemt niet weg dat de algehele Amerikaanse extended deterrence tekenen van erosie lijkt te vertonen. De redenen laten zich raden. De wereldwijde, vaak nog uit de Koude Oorlog stammende Amerikaanse veiligheidsverplichtingen jegens bondgenoten en bevriende naties worden in hun totaliteit minder houdbaar, nu Washington zich geconfronteerd ziet met o.m. Russisch revanchisme, Chinees expansionisme en escalerende Noord-Koreaanse paranoia. Niet voor niets gaan de VS er tegenwoordig in hun wereldwijde militaire planning van uit dat hun strijdkrachten hooguit anderhalve oorlog (één hele grote oorlog en een kleiner conflict) aankunnen, in plaats van tweeënhalve oorlog zoals eerder. Daarmee lijkt brede binnenlandse politieke steun voor extended deterrence, als onderdeel van de Amerikaanse wereldwijde strategie, tegenwoordig minder vanzelfsprekend. Zo zou een toekomstige Amerikaanse president goede, en minder goede, redenen kunnen aanvoeren om de bescherming van de Amerikaanse militaire paraplu – nucleair en conventioneel – aan beperkingen/ voorwaarden te binden.
Tenslotte zou een plaatsingsbesluit zó moeten worden geconfigureerd dat grootschalig publiek verzet in de plaatsingslanden uitblijft.
Geen wonder dus dat een aantal grotere Europese NAVO-bondgenoten, in navolging van het Duits-Amerikaans initiatief, voornemens is op land te plaatsen systemen met een bereik van minstens duizend kilometer gezamenlijk te ontwikkelen. De mate waarin zo’n ‘Europeanisering’ van de middellange-afstandsverdediging ‘ontkoppelend’ zou werken zal afhangen van de Amerikaanse opstelling. Zeker is wel dat met daadwerkelijke productie en ontplooiing van dergelijke systemen Russische (nucleaire) chantage beter te trotseren valt dan met een Brits-Franse nucleaire ‘wraak uit het graf ’ – de wanhoopoptie die deze twee Europese NAVO-bondgenoten nu hebben. Tenslotte zou een plaatsingsbesluit zó moeten worden geconfigureerd dat grootschalig publiek verzet in de plaatsingslanden uitblijft. Dat het om plaatsing van niet-nucleaire, conventionele systemen gaat, is alvast gunstig. Laat er ook een perspectief op hernieuwde wapenbeheersing worden geboden, door een plaatsingsbesluit te combineren met een aanbod aan Rusland – zonder veel illusies, overigens – om over alle middellange-afstandsraketten in Europa te onderhandelen, langs lijnen van het eerder succesvolle NAVO-‘dubbelbesluit’ uit 1979. Overigens zou ook de Oekraïne-factor, voor zover deze bij het publiek blijft doorwerken, voor draagvlak moeten zorgen.

Dit artikel verscheen eerder in de Militaire Courant editie September 2024.
Dit artikel werd mede mogelijk gemaakt door Noventas.
