‘Je hebt musea waar slagvelden hebben plaatsgevonden, daar staat vooral de militaire oorlogvoering centraal’, vertelt directeur Liesbeth van der Horst van Verzetsmuseum Amsterdam. ‘Dan heb je musea over de jodenvervolging. Wij vertellen een ander verhaal: hoe de verzetshouding van de Nederlandse bevolking zich heeft ontwikkeld.’
Liesbeth van der Horst begon in 1989 als afgestudeerde historica als vrijwilliger bij het Verzetsmuseum Amsterdam, kreeg er uiteindelijk een baan en werd in 2003 directeur.
‘Het museum begon in een achterafstraatje in de Rivierenbuurt. Daar kregen we gemiddeld maar 15.000 bezoekers per jaar. In 1999 zijn we verhuisd naar de huidige
locatie in de Plantagebuurt, schuin tegenover de ingang van de Artis. Daar is het bezoekersaantal gestaag toegenomen: dit jaar denken we bijna 120.000 bezoekers te halen. In de jaren ’90 dacht men dat het verzet niemand meer interesseerde: die oorlog was oude geschiedenis, we moesten de link leggen naar de actualiteit. Later is er gelukkig weer meer belangstelling en erkenning voor gekomen. '
'Toen ik in het museum begon, waren er twee betaalde medewerkers – de rest was vrijwilliger, met name uit het verzet. Daar kon ik het heel goed mee vinden. Voor verzetsmensen maakt het niet uit in wat je status of je leeftijd is: het gaat erom wat je kunt en doet. Ik interviewde voor een tentoonstelling ook studenten, die heel belangrijk waren in het verzet. Daar heb ik ontzettend veel van geleerd. Ik ben echt aan ze verknocht geraakt.’
Hoe heeft het museum zich ontwikkeld?
‘Toen ik directeur werd, wilde ik een kindermuseum. Dat is er ook gekomen in een nieuwbouw achter het museumpand. Dat heeft lang geduurd en het was een miljoenenproject, maar in 2013 is het Verzetsmuseum Junior opengegaan. Je wordt er teruggeflitst in de tijd en komt dan op een plein in bezet Nederland met vier huizen waarin de kinderen authentieke verhaalfragmentjes ontdekken van een NSB-meisje, een Joods meisje, de zoon van verzetsouders en een alledaags jongetje.'
‘Recent hebben we een nieuwe vaste afdeling geopend over de Nederlandse koloniën. Daarin behandelen we het verzet tegen de Nederlandse koloniale onderdrukker – maar ook tegen Duitsland en Japan hoor. Dus we laten verschillende kanten laten zien.’
Hoe zag het verzet er tijdens de oorlog in Nederland uit?
‘Het was een respons op de militaire bezetting: die bepaalde de overmacht van het regime. Verzet met militaire middelen was in bezet Nederland vrijwel niet mogelijk, maar illegale kranten boden tegenwicht tegen de propaganda, er riepen op om de bezetters tegen te werken. De allerbelangrijkste vorm van verzet in Nederland was de onderduikhulp. Die was ook het best georganiseerd. Daar hoorde ook een gewapende tak bij, die was gericht op het buitmaken van distributiebonnen, het vernietigen van persoonsgegevens en het liquideren
van verraders.'
‘In vijf jaar verzet onderscheiden we zes periodes, die vooral samenhangen met de internationale krijgsontwikkelingen. In het begin stond het Verenigd Koninkrijk in Europa alleen in de strijd, dus veel mensen wilden zich maar neerleggen bij de situatie. Maar dan sluiten de Verenigde Staten en de Sovjet Unie zich aan bij de geallieerden en verliezen de Duitsers bij Stalingrad. Vervolgens heb je de geallieerde invasie in Normandië, dan Operatie Market Garden, et cetera: die krijgsontwikkelingen hebben een enorme invloed op de verzetshouding. Naarmate Duitsland meer gaat verliezen neemt het verzet toe, omdat het kansrijker wordt.'
Hoe belangrijk waren oud-militairen in dat verzet?
‘Ze dachten dat de oorlog niet lang ging duren en wilden vooral bekijken hoe ze tijdens de bevrijding de geallieerden konden helpen, en een machtsgreep van de communisten voorkomen. Veel van hen werden, voordat ze echt actief waren, door de Duitsers opgepakt en in twee grote OD-processen ter dood veroordeeld. In de latere periode werden OD’ers actief op het gebied van sabotage en spionage, en in september 1944 werden de verschillende gewapende verzetsgroepen, waaronder de OD, samengevoegd tot het leger van de illegaliteit: de Binnenlandse Strijdkrachten.’
Hoe is jullie collectie tot stand gekomen?
‘We hebben eigenlijk nooit iets gekocht: de hele collectie is gevormd door schenkingen, met zeer uitzonderlijk een aankoop. We hebben gedacht dat het op een bepaald moment zou ophouden, maar mensen hebben heel veel bewaard, en het aantal schenkingen ligt nog steeds ruim boven de honderd per jaar. Daar blijven ook bijzondere dingen bij zitten.'
'Inhoudelijk is de koloniale lijn belangrijker geworden'
‘Mensen hebben nu minder voorkennis, dus we vertellen een genuanceerd verhaal op eenvoudige manier, die een veertienjarige qua kennis en spanningsboog aankan. Daarnaast zijn we nu toegankelijk voor blinden en slechtzienden, en doven en slechthorenden. Inhoudelijk is de koloniale lijn belangrijker geworden, we brengen in een nieuwe opstelling ook burgerslachtoffers in beeld, waaronder de 300.000 mensen die vanwege de bouw van de Atlantikwall (de Duitse fortificatie van bijna de hele Noordzeekust – red.) hun huis uit moesten. We hebben ook meer aandacht voor mensen die foute keuzes maakten, zoals de 25.000 Nederlandse mannen die bij de Waffen-SS dienden, en de 15.000 kinderen geboren uit relaties met Duitse soldaten. In wisseltentoonstelling kijken we ook naar actuele thema’s, zoals het verzet van vrouwen in Iran, of verzet van voor de oorlog, tegen slavernij. De context is breder geworden.
‘Met een toegenomen subsidie van de gemeente Amsterdam hebben we momenteel 11 fte’s personeel in dienst. Vrijwilligers zijn nog steeds erg belangrijk. Het werk is in de loop van de jaren ook enorm toegenomen: je hebt nu een website, sociale media; de collectie
wordt digitaal ontsloten. Met alle interactieve museumonderdelen is er ook veel meer onderhoud nodig. Het aantal betaalde medewerkers is nog steeds beperkt voor een museum dat zeven dagen in de week open is.’
Wat kunnen mensen met een militaire affiniteit van dit museum leren?
‘Sowieso dat internationale militaire ontwikkelingen het verzet in Nederland bepaalden. En we belichten ook het gewapende verzet: de Binnenlandse Strijdkrachten, wapendroppings, Engelandvaarders die wilden meevechten in de Prinses Irene Brigade, sabotage, spionage, geheimagenten. Het museum laat vooral zien wat Nederlandse bevolking heeft doorgemaakt. Daarmee worden bezoekers zich bewust van de waarden van rechtsstaat en democratie. En onze militairen zijn er om de rechtsstaat te verdedigen.’
Dit artikel verscheen eerder in de Militaire Courant editie december 2024.
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door Noventas.


