De luchtoorlog bracht nieuws vanaf het westelijk front

Generaal buiten dienst Dr. D. Starink stelde in samenwerking met het Nederlands Instituut Militaire Historie De luchtoorlog 1914-1918 samen. Het resultaat is een zorgvuldig uitgegeven boek voorzien van veel fotomateriaal, waarin overzicht en inzicht geboden wordt in de ondersteuning die militaire eenheden van luchtwapens hebben gehad.

Een nieuwe dimensie
‘Als er iets is wat de Eerste Wereldoorlog kenmerkt, dan is dat verandering. Waar legers elkaar vroeger ontmoetten op een veld en een slag uitvochten die vaak niet langer duurde dan één dag, werd het nu een strijd tussen maatschappijen en economieën.’ Terwijl zijn vrouw ons koffie en zelfgemaakte koekjes aanbiedt, vertelt generaal Starink aan de eettafel bij hem thuis over het door hem samengestelde boek De luchtoorlog 1914-1918. ‘De burger werd erbij betrokken, niet alleen door de massaliteit van de opkomst, maar ook economisch gezien, bijvoorbeeld door de granaatproductie voor een enorm aantal kanonnen, maar ook door het luchtwapen, een relatief nieuw fenomeen.’

Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog stond de luchtvaart nog in de kinderschoenen met ballonen, zeppelins en een enkel vliegtuig. De militaire leiders zagen al snel de potentie van een luchtmacht in. ‘De verkenningsfunctie was vooraf al bekend. Hoog zitten, betekent goed kunnen kijken en overzicht hebben. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog was het vliegtuig nog maar een tiental jaar oud. De eerste vlucht in 1903 van de gebroeders Wright stelde nog niet veel voor, maar dat veranderde in 1909 bij een grote luchtvaartbijeenkomst in Reims. Daar kwamen veel sportgekken en avonturiers op af, maar ook autoriteiten van het leger. Een jaar later zijn de Fransen begonnen met militaire vliegoefeningen en dit vergrootte het besef dat je daarmee tot ver in vijandelijk gebied verkenningen kon uitvoeren.’

Het begin van nieuwe oorlogsvoering
‘De Frans–Duitse oorlog van 1870 gaf al een klein inkijkje in deze nieuwe vorm van oorlog voeren,’ vertelt Starink. ‘Dat was geen slag die in een dag was afgelopen, maar een heuse veldtocht. De Duitsers planden in de aanloop naar 1914 een vergelijkbare campagne. Frankrijk moest in 42 dagen verslagen worden, om vervolgens de legers te verplaatsen naar Oost-Pruisen, waar ze de Russen zouden overwinnen. Deze veldtocht loopt mis door de vertraging die ze in België oplopen, maar ook doordat de Russen veel sneller mobiliseerden. Zij vielen vroeg aan, waardoor de Duitsers in een tweefrontenoorlog verzeild raakten.’

‘Dat is heel belangrijk in dit boek,’ aldus Starink, waarna er een korte stilte valt waarin de koffie wordt bijgeschonken, gevolgd door: ‘Je kunt natuurlijk over de luchtoorlog schrijven, maar die staat niet op zichzelf. Vanaf het begin is er een link geweest met de gewapende strijd op de grond. De goede ervaringen die de Fransen en de Britten, maar ook de Duitsers in de eerste weken met luchtverkenningen hadden, zorgden ervoor dat vooral de Britten aan een ramp wisten te ontsnappen.’

Als ik vraag of de luchtverkenningen een Blitzkrieg hebben voorkomen, beargumenteert Starink dat je het kleinschaliger moet zien. ‘De Britten dreigden bij Mons omsingeld te raken, omdat het Franse leger op hun flank aan het terugtrekken was zonder hen daarover te informeren. Een van de Franse vliegtuigen heeft dat zien gebeuren, waardoor ook de Britten besloten om stapsgewijs terug te trekken tot aan Parijs. Vervolgens ontdekten verkenningsvliegtuigen aan de oostkant van de Franse hoofdstad een gat tussen twee Duitse legereenheden, waarop opperbevelhebber Joffre besloot een tegenaanval uit te voeren. Dit is de beroemde slag om de Marne, die de Duitse opmars na ongeveer veertig dagen tot staan heeft gebracht. De geallieerden zouden ze daarna nog een stuk verder weten terug te dringen tot aan de uiteindelijke frontlijn, die bijna vier jaar ongewijzigd zou blijven.’

Duizend bommen en granaten, de opkomst van de artillerie
Naast luchtverkenningen zette de Eerste Wereldoorlog nog een belangrijke verandering in gang: de groei van de artillerie. ‘Door de patstelling in de loopgraven was de rol van de infanterie en cavalerie uitgespeeld. Vliegtuigen werden ingezet om bijna dagelijks verslag te doen van de gevechten, maar ze werden ook de ogen van de artillerie. Soldaten kregen door dat een verkenningsvlucht vaak werd gevolgd door een artilleriebeschieting.’

De aanwezigheid van vliegtuigen op het slagveld had dus ook zijn weerslag op het handelen van de troepen op de grond. ‘Vanuit de loopgraven werd er steeds vaker op vliegtuigen geschoten, eerst met hun geweer, maar dat was niet erg effectief. Vervolgens zijn de verkenningsvliegtuigen zelf bewapend en begonnen ze vanuit de achterste cockpit op elkaar te schieten, maar een bewegend doel neerschieten is geen sinecure,’ aldus Starink.

‘De ontwikkeling van het eenpersoonsjachtvliegtuig komt bijvoorbeeld uit deze situatie voort. Er was behoefte aan een klein toestel, dat door goed te manoeuvreren, achter zijn doel kon komen. Recht erachter, in de zichtlijn, kan de piloot beter schieten en heeft hij een goede kans om zijn doel neer te halen. Alleen de propeller zat hem hierbij nog vaak in de weg.’

Nieuwe helden
De Nederlandse vliegtuigfabrikant Fokker vond voor dit laatste probleem een oplossing. ‘De Nieuport heeft nog lang een mitrailleur boven op de vleugel gehad en er waren ook vliegtuigen die deze wapens aan de zijkant hadden. Dat bleek veel minder effectief.’ Door het zoeken naar een oplossing voor dit probleem, neemt de ontwikkeling van het luchtwapen een enorme vlucht. ‘Van grote verkenningsvliegtuigen en artilleriewaarnemers met veel apparatuur aan boord, tot kleine jachtvliegtuigen voor het luchtgevecht: de air to air combat. De Engelsen gaan met deze jachtvliegtuigen diep achter het front opereren om daar vijandelijke vliegtuigen uit te schakelen om zo hun eigen verkenningen rustig uit te kunnen voeren. De Duitsers beginnen hier pas veel later mee, omdat zij veel langer hebben vastgehouden aan het oude concept en ook tactisch een aantal fouten hebben gemaakt, bijvoorbeeld de Luftsperre. Hierbij lieten ze jachtvliegtuigen rondjes boven het slagveld vliegen om te voorkomen dat de Fransen en de Britten met hun kisten achter de Duitse linies wisten te komen. Deze loopgraaf in de lucht werkte niet, maar liet wel zien dat het luchtwapen langzaam zijn intrede deed in militaire tactieken.’

‘Deze nieuwe ontwikkelingen en ideeën waren vooral afkomstig van jonge jongens, zoals Boelcke,’ vertelt Starink. ‘Hij legde met zijn Dicta Boelcke, de acht regels waar een jachtvlieger zich aan moet houden, de basis voor luchtgevechten. Deze nieuwe helden lieten met veel bravoure en lef van zich horen, helaas hebben de meesten dit wel met hun leven moeten bekopen.’

De toekomst
‘Technisch is er veel veranderd sinds de Eerste Wereldoorlog,’ vindt de generaal buiten dienst. ‘In die tijd waren het vooral de mensen die het deden, tegenwoordig is het bijna robotisch. Je hebt raketten die je vanaf grote afstanden af kunt vuren en die zelf hun doel zoeken, of drones die je vanaf de andere kant van de wereld in kunt zetten en besturen. Welk effect deze nieuwe ontwikkelingen precies zullen hebben, weten we nog niet.’

Dirk Starink, De luchtoorlog 1914-1918. De strijd in de derde dimensie tijdens de Eerste Wereldoorlog, Uitgeverij Geromy, 240 pagina’s (€ 39,50)

Dit artikel is geplaatst in de Militaire Courant editie februari 2019. Klik hier om meer over deze editie te lezen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.