Het is honderd jaar geleden dat een van de grootste gewapende conflicten aller tijden eindigde. Op 11 november 1918 werd de Wapenstilstand ondertekend in Compiègne. Miljoenen mensen hadden in vier jaar van totale oorlog hun leven verloren en de gevolgen waren enorm. Het boek Velden van weleer beschrijft deze gevolgen en wat we er nu nog van kunnen zien en merken.
Door Carien Touwen
Honderd jaar geleden: het lijkt een ver-van-mijn-bed-verhaal, maar dat is het allerminst. Deze Eerste Wereldoorlog heeft het leven in Europa voorgoed veranderd. Landen kampten met torenhoge schulden, getraumatiseerde overlevenden keerden terug in een veranderde maatschappij, al dan niet te midden van verwoest landschap en verwoeste steden. In honderd jaar tijd is vrijwel alles weer herbouwd, maar langs de frontlijn van de oorlog zijn nog steeds vele littekens te zien.
In het dikke boek Velden van weleer maken de auteurs Chrisje en Kees Brants een lange reis langs de sporen van het westelijke front. Dit boek verscheen voor het eerst in 1993, toen het einde van de oorlog 75 jaar geleden was. Voor de tiende druk, die deze maand verschijnt, reisden de auteurs opnieuw naar België en Frankrijk en actualiseerden zij de reis van Nieuwpoort tot Compiègne volledig. In tien hoofdstukken beschrijven zij per gebied wat er daar gebeurde. Dit doen ze aan de hand van hun eigen waarnemingen van de achtergebleven forten, musea, monumenten en begraafplaatsen, en ze combineren dit met geschiedkundige feiten en dagboekfragmenten en gedichten van mensen die het meemaakten. Het geeft een zeer indringend beeld. Neem bijvoorbeeld deze passage over ratten in de loopgraven: ‘Zij aasden op de resten van de lijken, en aan hun snorharen en kleverige tong klisten besmettingen en ziektes […] Waar zij waren voorbijgetrokken bleven er geen voorraden over. Alles vraten zij leeg, en zelfs de honden walgden van de lijkenlucht die zij verspreidden.’

De 2000 kilometer frontlijn die in het boek beschreven wordt, ligt ook nu nog vol met herinneringen aan de oorlog, van onduidelijke stukken ijzer en roestig eetgerei tot de granaten die nog geregeld opduiken, al dan niet op scherp. Ieder hoofdstuk beschrijft hoe het eraan toeging: de bombardementen, het verwoeste landschap, bewoners die moesten vluchten of juist niet, het leven in de loopgraven, de verbroedering aan het front, soldaten die op verlof mochten, communicatieproblemen en ga zo maar door. Je vliegt van verleden naar heden en terug – het is een zeer interessante tekst die je dwingt om door te lezen.
Het zijn echter wel grote lappen tekst en er hadden meer illustraties in gemogen. Ja, dan wordt het boek nog dikker, maar daarmee wordt het verhaal ook concreter. Want als je bijvoorbeeld leest dat de frontlijn zich ophield rondom het treinstationnetje van Ramskapelle en de auteurs beschrijven dat de ruïne er nog staat, dan wil je meteen zien hoe dat eruitziet. Daarvoor moet je nu het boek wegleggen en Google gebruiken: een gemiste kans om het goedgeschreven verhaal meer naar het nu te halen en het boek echt als reisgids te kunnen gebruiken.

De frontlijn wordt veel bezocht door toeristen, veel meer zelfs dan 25 jaar geleden. Dit is mede te danken aan het Thatcher-tijdperk, toen WOI een vast onderdeel werd van het schoolcurriculum in Groot-Brittannië en scholieren bijna verplicht werden om een slagveld te bezoeken. Dit zette een opmars van toeristische belangstelling voor de hele regio in gang. Ter plaatse is dit besef de afgelopen kwarteeuw ook doorgedrongen. Monumenten zijn opgepoetst en er zijn veel lokale musea bijgekomen. Ook werden er stapels nieuwe literatuur gepubliceerd in België en Frankrijk, waar de belangstelling voor WOI recenter gegroeid is. In Frankrijk zijn veel bewoners nu actief in verenigingen die niets anders doen dan de lokale geschiedenis in kaart brengen en het verleden opgraven. En menig Brit is in deze regio al een winkel met militaria of een bed and breakfast begonnen.
Toch doet deze commercialisering geen afbreuk aan de emotionele ervaring die een bezoek aan een begraafplaats, oorlogsmuseum of herdenkingsceremonie geeft. Het besef dat een oorlog als deze altijd herinnerd moet worden opdat zoiets nooit meer zal voorkomen, overheerst. Wat dat betreft hadden de Britten gelijk om een bezoek aan een slagveld te verplichten. Er is niets zo indringend als eindeloze rijen witte kruizen vol namen van achttienjarige jongens, glinsterend in het zonlicht tussen perfect gemaaid gras. Nooit, nooit weer.

Chrisje en Kees Brants, Velden van weleer, Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, 416 pagina’s (€ 29,99)
Dit artikel verscheen eerder in de Militaire Courant, editie oktober 2018.