In het najaar van 2007 wordt Mart de Kruif gevraagd om als generaal-majoor de leiding op zich te nemen van de International Security Assistance Force (ISAF) in Zuid-Afghanistan. In Zandhappen heeft hij zijn ervaringen opgetekend.
Een week na de overname had ik al het gevoel dat ik er al maanden was, maar na twee maanden zat ik echt volop in de routine. En dat gold voor iedereen. We hadden een dagelijkse routine ontwikkeld die ons door het werk hielp. Ons lichaam was zo langzamerhand gewend aan het klimaat, de staf functioneerde en we hadden inzicht in het speelveld waarin we opereerden. En we hadden vertrouwen in elkaar. Maar het echte werk stond ons nog te wachten. Die eerste maanden was het touwtrekken met de Taliban, waarbij beide partijen soms wat centimeters wonnen. Dat schoot niet op. Maar wij wisten dat die situatie zou gaan veranderen. Binnen zes maanden zouden we er 25.000 Amerikanen bij hebben. Dat was heel erg nodig, maar zou onze wereld ook volledig op zijn kop zetten. Alles werd anders nadat Obama groen licht had gegeven om extra troepen naar Afghanistan te sturen.
Eind 2008 was het iedereen wel duidelijk dat de situatie in het Zuiden niet rooskleurig was. In 2006 had ISAF de blik vooral op de hoofdstad en op Oost-Afghanistan gericht. Daar lag dan ook het militaire zwaartepunt en werden de Amerikanen ingezet. Begrijpelijk, want in het Oosten lagen veel wegen van Pakistan naar Kabul, een historische verbinding die ook de Taliban gebruikten. Maar de band tussen de Pashtun en de Taliban was het sterkst in het Zuiden. Daar was de koppeling tussen de Taliban en de exploitatie van opium onmiskenbaar. En daar lag ook nog een grens met Iran, een land dat niet direct gebaat was bij een stabiel Afghanistan en zeker niet bij een westers Afghanistan. Die mix was van grote invloed op de veiligheid in Afghanistan. Het Zuiden was meer dan het Oosten een bron van onrust. En juist in dat Zuiden bestond ISAF uit een coalitie van landen, geleid door het Verenigd Koninkrijk, Canada en Nederland. Eigenlijk zaten de Amerikanen dus op de verkeerde plek. Helaas duurde het twee jaar voordat iedereen daarvan overtuigd was.
Dagboek, donderdag 8 januari 2009
Weer een hele slechte dag. Eigenlijk was alles rustig en waren we ‘op track’ met het werk. Aan het einde van de dag kregen we een melding dat er een grote explosie had plaatsgevonden in het district Maywand, in de provincie Kandahar. Daar was een bom afgegaan op het moment dat een U.S. Army-patrouille over de bazar liep. Er werd een massive casualty (masscass) verklaard, wat betekent dat alle medische middelen worden ingezet. Uiteindelijk bleken er twee Amerikanen te zijn gesneuveld en circa twintig gewond. Tijdens de ramp ceremony voor de gesneuvelde Canadees van gisteren kwamen de heli’s met de gewonden binnen. Een zeer indrukwekkend gezicht. Daarna naar het hospitaal geweest om te kijken of ze daar alles aankonden en met de gewonde jongens gesproken. Net MASH.
De tegenstelling tussen het zwaartepunt van de hele operatie van ISAF en de verdeling van de beschikbare middelen leidde tot een gevaarlijke situatie, want als ISAF het Zuiden zou verliezen, zou de gehele operatie kansloos zijn. Op de grond waren daar de eerste tekenen al van te zien. RCS deed wat het kon, maar gleed steeds verder weg in zelfbescherming en verdediging van wat men had. Dat was vooral het geval in de provincies Kandahar en Helmand, waar Britten, Canadezen en een aantal Amerikanen dagelijks vochten voor hun leven. En daar konden we weinig aan doen.
Ook de Afghaanse structuren waren niet aangepast aan het zwaartepunt. Niet alleen ontbrak het in het Zuiden vaak aan capabel bestuur op ieder gebied (politiek, economisch en juridisch), het bestuur zat soms ook gevangen in relaties, met corruptie als gevolg. Daarbij ging het wel om een Afghaanse variant van corruptie, want vaak ging het niet om zelfverrijking maar om het faciliteren van de stam of de familie. De landbouwcultuur was vooral gericht op de verbouw van opiumpapavers en steeds minder op de teelt van consumptiegewassen. Medische voorzieningen waren grotendeels afwezig, evenals onderwijs. Van echt structurele civiele opbouw was in het Zuiden dan ook niet of nauwelijks sprake. Maar ook de Afghan National Police (ANP) en de Afghan National Army (ANA) waren niet ontplooid op grond van rationele principes. Het was begrijpelijk dat er een zwaartepunt in en om Kabul lag, want dat was de hoofdstad en die had ook historisch gezien een grote symbolische waarde. De rest van de troepen was min of meer evenredig over het land verdeeld en niet duidelijk gericht op inzet waar dat het meest nodig was, namelijk in het Zuiden.

Mart de Kruif, Zandhappen. Generaal in Afghanistan, Uitgeverij Water, 368 pagina’s (€ 20,00)