Interview Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht

Sinds zijn oprichting na de Tweede Wereldoorlog is het bestaansrecht van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) regelmatig onderwerp van discussie geweest. Voor buitenstaanders lijkt zijn functie vrij ongrijpbaar, maar binnen Defensie worden zijn adviezen breed gewaardeerd. Op het prachtige landgoed De Zwaluwenberg in Hilversum maakt de huidige IGK, luitenant-generaal Hans van Griensven, korte metten met het mysterie rondom zijn functie.

Is de IGK één persoon, of schuilt daar een heel team achter?
‘De titel Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht lijkt inderdaad op één persoon te duiden. Daarmee is het dan ook begonnen: prins Bernhard. Na de Tweede Wereldoorlog wilde hij graag van betekenis zijn voor de wederopbouw van de Nederlandse Krijgsmacht. Maar hij kon geen minister worden, dus is deze adviserende functie voor hem gecreëerd. Uiteraard werd hij daarbij omringd door een heel team van medewerkers, veel meer dan tegenwoordig.
Op dit moment heb ik acht stafofficieren die alles voor mij voorbereiden en uitwerken. Daarnaast heb ik vijf reservisten die hier allemaal één dag werken. Aangezien ik ook Inspecteur der Reservisten ben, heb ik daar natuurlijk veel steun aan. Er is een chef-staf die het allemaal leidt en een functionaris die allerlei hand- en spandiensten doet, de ‘hoofdofficier toegevoegd’ (HOT). Dan heb je nog het serviceteam van dit huis: chauffeurs, administratieve medewerkers, de keukenstaf, bedienend personeel en de handlangers. Dat hoort ook bij de statuur; dit is een soort VIP-locatie. Hoge functionarissen kunnen hier gasten ontvangen om te vergaderen in een beschermde omgeving. Het IGK-team is een hechte, geoliede machine.’

Als je in dit huis rondloopt, krijg je de indruk dat de tijd er stilstaat. Gaat het instituut zelf wel met de tijd mee?
‘Uiteraard zit er heel veel traditie in het huis, dat moet je koesteren. Waarom zou je het veranderen? Het gevaar is dat je even stoffig wordt als het interieur, figuurlijk gesproken. Daar moet je voor waken. Ik motiveer mijn mensen altijd om te blijven nadenken waarom we doen wat we doen. De reden dat we het altijd zo hebben gedaan, is niet voldoende. Overigens werkt iedereen hier maar een jaar of drie, dat zorgt voor een constante toevoer van nieuwe ideeën. Eén van de veranderingen die we de recentelijk hebben doorgevoerd is het aanstellen van een stafadjudant, om nog beter voeling te kunnen houden met de werkvloer. Zo blijven we innovatief.’

Uw rol is gevraagd en ongevraagd advies geven binnen Defensie. Maar u kunt niet overal tegelijk aandacht aan besteden. Hoe gaat u daarmee om?
‘Je moet je tijd goed verdelen. Ik reken nu in blokken van een half jaar, waarin we steeds een themaonderzoek doen. In mijn gesprekken met mensen kom ik vaak dezelfde dingen tegen. Dan denk ik: daar zit een patroon in. Het laatste onderzoek dat ik aan de minister heb aangeboden ging over de zorgen die mensen hebben doordat ze langer moeten werken bij Defensie. Eerst moest je tot je 55ste werken, dadelijk wordt dat 62 of ouder. Wat betekent dat voor een militair? Voor zijn inzetbaarheid, uitzendbaarheid, erkenning en waardering? Al die effecten heb ik in kaart gebracht. Op die manier proberen we heel gericht op thema’s te adviseren.’

Als IGK spreekt u voortdurend met mensen binnen Defensie. Hoe krijgt u hen zover om hun ongezouten mening te geven?
‘Dat is niet altijd zo gemakkelijk! Als je als driesterrengeneraal binnenkomt, heb je niet meteen het meest geanimeerde gesprek. Het is aan mij om het ijs te breken. Al heb ik wel het gevoel dat mensen meestal toch wel vertellen wat er op hun hart ligt. En soms zitten daar ongenuanceerde opmerkingen tussen. Die moet ik dan op de juiste manier interpreteren en op papier zetten. Van ieder werkbezoek maak ik namelijk een verslag, dat gaat dan naar de top. Periodiek maak ik daar een samenvatting van, en het jaarverslag is daar weer een overzicht van, dus dan is de verfijning er wel uit. Elk type verslag heeft zo zijn eigen scherpte.’

De media verspreiden vaak nieuws over Defensie op basis van beperkte informatie. Vindt u niet dat u daarin een rol in zou moeten spelen? Een keer bij Nieuwsuur aanschuiven bijvoorbeeld?
‘Dat zou ik graag doen, eerlijk gezegd! Ik wil best meer naar buiten treden, maar dat is niet altijd gewenst binnen Defensie. Als IGK moet ik altijd kritisch kunnen zijn, de organisatie een spiegel voorhouden. Maar ik hoef niet de spreekwoordelijke vuile was buiten te hangen, dat is niet mijn rol. Er zijn mensen in de Tweede Kamer die graag zouden zien dat de IGK direct aan hen rapporteert in plaats van aan de minister. Voor meer controle, openheid, informatievoorziening. Voor mij hoeft dat niet; het jaarverslag is al openbaar. Als je dat goed leest, staat daar een heleboel informatie in die je in de media nooit hoort.’

U bent ook Inspecteur der Veteranen. Bent u dus voor hun welzijn verantwoordelijk?
‘Dat is een hele interessante, basale vraag: wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de veteranen? Mensen denken vaak dat dat Defensie is. Maar veteranen vallen niet meer onder Defensie als zij buiten dienst zijn. Voor hen hebben we de veteranenwet. En juist daarom is de zorg voor de veteranen ons aller belang en verantwoordelijkheid. Zij hebben zich immers ingezet voor de maatschappij. Als IGK houd ik alleen de vinger aan de pols. Wel geef ik, mede namens de Minister, inhoud aan de erkenning en waardering voor veteranen. Maar voor concrete vragen kunnen ze bij het Veteraneninstituut terecht.’

Wat vindt u het meest indrukwekkend aan het werk als IGK?
‘Door deze positie ben ik een van de weinigen die alle hoeken van de organisatie kent. Toen ik nog bij de Landmacht zat, kende ik hoofdzakelijk de plekken waar ik had gediend. In deze functie kom ik overal, bij alle delen van de krijgsmacht. Dat vind ik heel verrijkend. Wat ik ook heel indrukwekkend vind is de individuele bemiddeling. Er kloppen hier zo’n 450 mensen per jaar aan die vaak heel diep in de put zitten. In 85 procent van de gevallen lossen we dat samen op. Mensen één op één kunnen helpen, dat is toch een heel zinvolle taak.’

Dit interview verscheen eerder in de Militaire Courant editie september 2019.

Foto’s: Ministerie van Defensie

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.