Interview Siebe Postma: Topi Merah, de rode baretten van het KNIL

Siebe Postma is zelf parachutespringer en was altijd al geïnteresseerd in militaire historie. Dus toen hij ontdekte dat er ook Nederlandse rode baretten (‘Topi Merah’) bij het KNIL hadden gediend, was daar de kiem voor een boek over deze paracommando’s geboren. Het werd, naast een historisch eerbetoon, ook een persoonlijke ode aan zijn vrienden, de veteranen…

Door Antal Giesbers

De interesse in militaire historie, waar komt die vandaan?

‘Toen ik jong was, namen mijn opa en oma mij vaak met een lokaal oorlogsboek op schoot. Toen ik wat ouder was, gingen we vaak kijken naar het defilé in Apeldoorn, waar we de langsmarcherende Canadese veteranen een handje probeerden te geven. Dan besefte je dat sommigen een vinger misten, of een hele hand: dat maakte veel indruk. In 1994 zag ik mijn eerste parachutedropping. Ik wist toen: dat wil ik ook.

Mijn vader is zeventien jaar reservist geweest en kwam op een dag thuis met een folder over de Parachute Groep Holland. Die trainen je in het originele parachutespringen uit de Tweede Wereldoorlog. Samen met mijn broertje en mijn vader heb ik in 2010 die cursus gevolgd en na vijf sprongen hadden we onze wing te pakken. Dit is anders dan het sportspringen vanaf grote hoogte uit een sportvliegtuigje. Wij springen vanaf lage hoogte met een bolparachute, groepsgewijs in wat een ‘stick’ heet en met een static line zodat de parachute zich meteen opent. Sinds die tijd heb ik elk jaar wel op herdenkingsgelegenheden in binnen- en buitenland gesprongen.’

Heb je ook een militaire achtergrond?

‘Ik heb na de havo overwogen om naar de KMA te gaan. Maar destijds zocht men bij Defensie vooral mensen met een beroepsopleiding in een bepaald vakgebied op zak, dus volgde ik de opleiding tot werktuigbouwkundige. Ik ben daarna eigenlijk meteen in het bedrijfsleven terechtgekomen.’

Wat was de aanleiding om over de parachutisten van het KNIL te schrijven?

‘Tijdens een defilé in Wageningen zag ik Nederlanders met een rode baret. Dat intrigeerde, want ik wist niets van Nederlandse Airborne-troepen af. In 2011 kwam ik Theo Jacobs tegen, natuurlijk met rode baret. We hadden meteen een klik, hij nodigde mij thuis uit, de fotoboeken kwamen op tafel en we begonnen te praten. We werden meer dan vrienden: hij vervulde een beetje de rol van opa. We gingen samen op pad, ook naar reünies, waar ik veel verhalen te horen kreeg. Kapitein b.d. Siem Boons, zelf Topi Merah, die de historische collectie van het Korps Commandotroepen lange tijd beheerde en zijn opvolger Jack Bakker, gaven mij het vertrouwen om daarin rond te snuffelen. Toen Theo in 2016 op sterven lag, heb ik hem gezegd dat ik een boek over de paracommando’s zou gaan schrijven. Uiteindelijk kreeg ik tijdens de coronacrisis de tijd om dat ook te doen.’

Je schrijft in het boek dat de rode baretten beseffen dat hun optredens in Indonesië historisch ‘besmet’ zijn, maar wat is hun persoonlijke houding: is er sprake van schaamte, onverschilligheid of trots?

‘Nooit schaamte. Er is vaak trots, maar die is gericht op het doorlopen van een zware opleiding, het feit dat ze echt veelzijdig zijn ingezet, met vier actiesprongen. Maar hun inzet draaide uiteindelijk niet om de vijand uit de Tweede Wereldoorlog: ze kwamen in een onafhankelijkheidsstrijd terecht. Je ziet wel een verschil tussen de Hollandse en de Indo-para’s. De Nederlander denkt nu genuanceerd: het was een kolonie, wat hadden we daar te zoeken? De Indo’s, Molukkers et cetera waren hun eigen familie en land aan het verdedigen.

‘Ik heb geluk dat ik nog met veteranen heb kunnen spreken, want de jongste is 96, de oudste is 101. Zij beseften zelf ook wel dat als ze hun verhaal niet deden, dat nooit meer zou gebeuren. Ik vond die persoonlijke verhalen heel belangrijk. De een kwam uit Drenthe, de ander van Java, maar het zijn allemaal mensen die daar samen verzeild raakten.’

Kon je je goed inleven in hun verhaal?

‘Ik ben natuurlijk parachutist. Daardoor weten ze dat je wat dat betreft aardig op de hoogte bent. In het militaire leven heb ik al mijn leven lang interesse. Ik ken de taal, het materieel, de organisatiestructuur. Ik heb voor de zekerheid het boek nog wel even laten redigeren door iemand van Defensie.’

Wat was je doel met het boek: een gedegen historie schrijven voor een zo breed mogelijk publiek, of wilde je meer de veteranen de erkenning geven die ze verdienen?

‘Waarom niet allebei? Het is een onbekend stuk uit onze militaire historie, terwijl er voor Airborne altijd veel interesse is bij mensen die aandacht hebben voor militaire historie. Toen ik keek naar wat erover gepubliceerd was, kon ik alleen een beknopt boekje en een vuistdik leesboek vinden. Ik wilde een rijk geïllustreerd, toegankelijk en leesbaar boek maken dat toch de hele historie van de Topi Merah omvat. En ik wilde een boek met een hoge kwaliteit. Het is uiteindelijk nog mooier geworden dan ik had gedacht. Toen ik het aan Siem Boons liet zien, was hij compleet overrompeld dat het zo uitgepakt had. De veteranen zagen eindelijk hun verhaal op papier staan, en dan in zo’n mooi boek!’

Gaat het boek ook leiden tot meer erkenning, bijvoorbeeld vanuit de politiek? Je schrijft dat op het vaandel van het Korps Commandotroepen de wapenfeiten in Indonesië niet vermeld stonden, omdat men dat politiek te gevoelig vond. En dat het juist een militaire delegatie uit Indonesië was die de aanzet ertoe gaf om dat wél te doen, omdat zij vonden dat daarmee een stuk van hún historie onder tafel werd geveegd…

‘Dat weet ik niet. Ik heb daar vanuit de politiek geen signaal over ontvangen. Maar toen ik vorig jaar bijvoorbeeld brigadegeneraal J. Swillens sprak, vond hij het boek heel interessant. En uiteindelijk was kolonel Paul Janssen, toen commandant van het Korps Commandotroepen, aanwezig bij de boekpresentatie in Roosendaal, die ook door het KCT was gefaciliteerd. Hij vroeg me of ik ook niet een boek over de commando’s van No.2 Dutch Troop wilde schrijven. Een hele mooie uitdaging, maar helaas is het qua te besteden tijd geen coronacrisis meer.’

Siebe Postma, Topi Merah. De paracommando’s van het koninklijk Nederlands-Indisch leger 1946-1950, Flying Pencil, 416 pagina’s (€ 39.00) 


Dit bericht verscheen eerder in de Militaire Courant van juni 2023.

De Militaire Courant is mede mogelijk gemaakt door Noventas verzekeringen

2 gedachten over “Interview Siebe Postma: Topi Merah, de rode baretten van het KNIL

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.