Barbara Visser is sinds oktober 2017 staatssecretaris van Defensie. Ik spreek haar in haar statige werkkamer, waar een sfeer hangt die aan Napoleon doet denken. Een kamer die voor haar komst zeven jaar had leeggestaan, omdat niemand toen deze functie vervulde. De tijd lijkt er al eeuwen stil te staan. Een schriller contrast is nauwelijks denkbaar met Barbara Visser, een moderne, energieke vrouw die heel gedreven aan de defensieorganisatie van de toekomst werkt.
Kunt u zich nog herinneren dat u gevraagd werd om staatssecretaris van Defensie te worden?
‘Ja, nog heel goed. Ik dacht eerst dat het een grap was! De functie van staatssecretaris, ik werd er door overvallen. Waarom ik? Als Kamerlid was ik wel betrokken bij de besluitvorming rond de missies: met welk mandaat sturen we onze militairen op pad? Maar dat was meer het algemene debat, als staatssecretaris moest ik me met personeel en materiaal bezig gaan houden. Het was voor mij een nieuwe wereld.’
Hoe verliep uw kennismaking met de defensieorganisatie?
‘Nou, er was nog helemaal niets, omdat er de zeven jaren ervoor geen staatssecretaris was geweest. Tijd om rustig kennis te maken was er niet. Gelijk in de eerste week kwamen de misstanden in de kazerne in Schaarsbergen naar buiten. Daar moest ik meteen mee aan de slag. Ik heb toen wel in korte tijd een aantal legeronderdelen bezocht, om toch een idee te krijgen van de organisatie, de mensen en de dingen die er spelen.’
In uw twee jaar als staatssecretaris, wat heeft het meeste indruk op u gemaakt?
‘Wat mij persoonlijk het meeste heeft geraakt, zijn de gesprekken met mensen die een familielid of vriend hebben verloren, of militairen die ziek zijn geworden door wat ze bij Defensie hebben meegemaakt. Wat mij concreet heel goed bijstaat, zijn de mensen die met chroom-6 hebben gewerkt, het duikongeval van Mandy Groenewoud en het hitteletsel van Kelvin Bosman met fatale afloop. Dat laat je niet onberoerd.
‘Maar wat ook indruk heeft gemaakt is het enthousiasme dat ik bij werkbezoeken tegenkom. Bijvoorbeeld op Legerplaats Oirschot, waar met veel passie wordt geëxperimenteerd met onbemande voertuigen. Ook heel mooi is dat als ik voor de tweede keer een legeronderdeel bezoek, er duidelijk verbeteringen te zien zijn, en dat de mensen daar trots op zijn. Dan weet je weer waar we het allemaal voor doen!’

Wat vond u een belangrijk thema om mee aan de slag te gaan?
‘Veiligheid. Het veiligheidsbewustzijn, en hoe commandanten en militairen daarmee omgaan. Het kost tijd om dat verder op te bouwen. Er zullen wat veiligheid betreft zeker nog wel dingen uit het verleden en heden naar boven komen. Defensie was lange tijd gericht op het overleven in het hier en nu. Dat is vrij logisch als je bedenkt hoeveel er de afgelopen jaren is bezuinigd. Nadenken over morgen of overmorgen was er niet bij. Dat heeft het veiligheidsbeleid wat naar de achtergrond geduwd. Gelukkig is dat nu sterk verbeterd, doordat we een directie Veiligheid hebben opgezet.
‘Maar we moeten ook realistisch zijn, we kunnen niet alles meteen aanpakken. Als ik met Kamerleden in gesprek ga, moet ik bij alles wat er gedaan moet worden aangeven wat de kosten zijn. Vervolgens kan de politiek de afweging maken wat prioriteit heeft.’
Ik geloof dat ik u kan feliciteren: er is een akkoord over de arbeidsvoorwaarden voor het defensiepersoneel!
‘Ja, inderdaad. Ik zeg nu al weleens gekscherend: nu kunnen er geen problemen meer zijn, want alles lag aan de arbeidsvoorwaarden! Maar dat is natuurlijk een illusie. Er zijn een hoop factoren die ervoor zorgen of mensen werkgeluk hebben in hun werk, los van de hoogte van het salaris. Ik hoor bijvoorbeeld vaak van jonge mensen dat ze meer op uitzending willen en ouderen juist minder. Dat kan een reden zijn waarom mensen overwegen om Defensie te verlaten, net zoals bijvoorbeeld een gebrek aan carrièreperspectief. Daarvoor zijn we aan het kijken hoe we de situatie kunnen verbeteren. We investeren heel veel in mensen, maar halen niet alles uit het talent dat aanwezig is.’
Zijn er nog vernieuwingen op personeelsgebied te verwachten?
‘Defensie is een organisatie met tradities en dat is een goede zaak. Maar we leven in een tijd met veel nieuwe ontwikkelingen. Daar moeten we op inspelen, om mensen een carrièreperspectief te bieden. Als je bijvoorbeeld monteur bent op een Chinook-helikopter en je wilt meer gaan verdienen, dan moet je op zoek naar een andere functie binnen Defensie. Of stel dat je een jong gezin hebt, dan is lang op uitzending gaan pittig. Dat moeten we anders kunnen regelen. Parttime werken in combinatie met een baan in de burgermaatschappij; dat is ook een mogelijkheid. ’
Nog even over uzelf, u heeft een Kroatische achtergrond. Heeft een thema als ‘vrijheid’ voor u daarom een bijzondere lading? En heeft u ook contact met het Kroatische Leger?
‘Niet direct, maar ik kwam ze wel tegen tijdens een bezoek aan Litouwen. Toen ik een militair in het Kroatisch aansprak, keken ze wel raar op! Maar ik heb ook gezien wat oorlog met mensen doet. Ik ben er geboren, heb er nog familie wonen, ik ga er regelmatig naar toe. Hier in Nederland vinden we veel dingen vanzelfsprekend. Dat is iets waar ik mij zelf erg bewust van ben: dat vrijheid helemaal niet vanzelfsprekend is, dat je het in een moment kunt kwijtraken. Dat komt doordat je in Nederland niet ziet wat wij doen voor de vrede. Dat gebeurt allemaal achter gesloten deuren, op kazernes. Daarom is het aan ons om zo goed mogelijk uit te leggen wat Defensie doet.’

Dit interview verscheen eerder in de Militaire Courant editie september 2019.
Foto’s: Ministerie van Defensie