Afgelopen jaar publiceerde eerste luitenant en operatieassistente Maaike Hoogewoning haar eerste boek Oorlog in de operatiekamer en dit jaar mocht ze de Witte Anjer Prijs op de Veteranendag in Den Haag in ontvangst nemen. Ze vertelt ons over het contrast tussen haar werk in Nederland en haar werk tijdens een missie in Afghanistan. Een blik achter de schermen van de black box die OK heet.
Door Niels Roelen
Haar woonkamer in Zoetermeer is bedolven onder een uitbarsting van speelgoed. De kinderen vermaken zich geduldig tot Hoogewoning met haar gezin op vakantie zal gaan. De Witte Anjer Prijs, die ze ontving voor de manier waarop ze een brug slaat tussen veteranen en de samenleving, staat op een dressoir achter de eetkamertafel. ‘Veteranen zijn tegenwoordig niet alleen oude grijze mensen,’ legt ze uit. ‘De jongen naast je in de bus kan een veteraan zijn. Zelf ben ik in de eerste plaats een actief dienend militair, daarna pas veteraan.’
Regelmatig staat de eerste luitenant voor een klas of andere groepen om een lezing te geven over haar ervaringen op missies. ‘Het is belangrijk om mensen mee te geven hoe het is om veteraan te zijn, ze te vertellen wat je als militair meemaakt. Dat is zoveel meer dan alleen de missies. Defensie draagt ook op onzichtbare manieren zorg voor onze veiligheid. Hoe vaak hoor je niet op de radio dat de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) ergens een bom onschadelijk heeft gemaakt? Maar denk bijvoorbeeld ook aan de hulpverlening bij overstromingen, en de inzet van het calamiteitenhospitaal.’
Maaike Hoogewoning Witte Anjer Prijs-uitreiking. Foto: Geesje van Haren/NL Veteranendag
Skills and drills
Hoogewoning mag dan in de eerste plaats militair zijn, maar in uniform op een kazerne zul je haar niet zo snel vinden. ‘Aangezien er op een kazerne in Nederland nu eenmaal niet veel werk is voor een operatieassistente, heeft Defensie contracten gesloten met burgerziekenhuizen. Samen met een aantal andere militaire collega’s werk ik in het Franciscus Gasthuis in Rotterdam. Ik was daardoor nog niet gewend aan de militaire gang van zaken, dus ben ik voor mijn eerste missie groen gespoten,’ lacht ze, ‘lichtgroen, omdat mijn skills and drills niet zozeer bestaan uit schieten of tactisch optreden, maar uit scalpels, pincetten, scharen en hechtdraden.’
Ooit begonnen als doktersassistente, kwam Hoogewoning vooral door haar nieuwsgierigheid als operatieassistente in de OK terecht. ‘De OK is voor veel mensen een black box,’ vertelt ze. ‘Naast patiënten komt alleen het personeel er binnen en zij zijn de enigen die je kunnen vertellen wat er allemaal gebeurt. Het absolute minimum aantal mensen waar je een OK mee kunt draaien is vijf, maar meestal zijn het er meer. De chirurg en de operatieassistent vormen samen het steriele team. De tweede operatieassistent is de omloop, die vormt de schakel tussen het steriele en het niet steriele gedeelte. Daarbij moet je denken aan de kastjes waar steriele gazen en andere benodigdheden in zitten. Daarnaast heb je de anesthesioloog die samen met de anesthesiemedewerker voor de narcose zorgt.’
Een operatie op rolletjes laten lopen, komt vooral aan op teamwork. ‘Terwijl de chirurg opereert, kijk je als operatieassistent mee naar het verloop van de operatie en probeer je zoveel mogelijk te anticiperen. De kunst is om de chirurg niet te laten vragen om een scalpel of hechtdraad. Op het moment dat hij zijn hand uitsteekt moet ik aangeven wat hij op dat moment nodig heeft. De mooiste operaties zijn eigenlijk degene waar we nagenoeg niets hoeven te zeggen.’

Maatwerk
‘Het is een interessante en behoorlijk technische baan,’ vertelt Hoogewoning. Gelukkig past dat goed bij haar. ‘Ik ben een doener, het type mens dat ook weleens onder de motorkap van een auto kijkt. Neem nou het vervangen van een knie, dat is passen, meten, zagen en schroeven. In Nederland is dat overigens makkelijker dan op missie. Buiten het feit dat de faciliteiten hier beter zijn, is de reden voor de operatie vaak heel anders. Een zestigjarige bij wie de knie versleten is, maak je blij met een nieuwe. Op een missie heeft een kapotte knie een heel andere oorzaak. Dan ligt er ineens een soldaat voor je, wiens leven vanaf die dag voorgoed veranderd is. Dat komt ook dichterbij omdat het een collega is, en zelfs een bekende van je kan zijn.’
In 2010 was Hoogewoning op missie in Kandahar in Afghanistan. Zoals ze in haar boek Oorlog in de operatiekamer beschrijft, is dat werk ook psychisch heel zwaar. ‘Dat komt vooral door de hoeveelheid jonge mensen die je behandelt. Het waren niet alleen Nederlanders maar ook Amerikanen, Canadezen, Britten en de lokale bevolking met heftige verwondingen die we daar opereerden; de hele dag door, elke dag weer. Al die momenten heb ik daar absoluut gedaan wat ik kon en moest doen. Als het dan niet lukt, dan is het helaas zo, maar ik hoef mezelf niets te verwijten. Het werk dat we op de basis in Kandahar deden laat eigenlijk ook zien hoe veilig we hier in Nederland zijn.’
Er valt een stilte. Er zijn geen zaken waar Maaike ’s nachts van wakker ligt, maar er zijn wel patiënten aan wie ze op bepaalde momenten, de Veteranendag of 4 mei bijvoorbeeld, nog terugdenkt.
‘OK-assistent in Afghanistan, ik heb het gelukkig altijd goed kunnen relativeren. Wat daarvoor nodig is? Ik denk dat je in je hoofd een sterke maag moet hebben.’


Maaike Hoogewoning, Oorlog in de operatiekamer. Belevenissen van een militair operatieassistent in Afghanistan, White Elephant Publishing, 304 pagina’s (€ 22,00)
Foto’s: Maaike Hoogewoning
Dit interview verscheen eerder in de Militaire Courant editie september 2019.