Thuishaven in Rotterdam

In Onze Jan in Indië, getekend bovendien beschrijft veteraan Gerard van der Lee zijn tijd in Nederlands-Indië, met cartoons die hij deels ter plekke maakte. In dit boek laat hij zien hoe het er daar werkelijk aan toeging voor alle Nederlandse militairen. De opbrengsten ervan gingen naar het door hem ontworpen Verbindend Monument in Roermond, dat afgelopen september werd onthuld.

Door Niels Roelen

‘Zullen we in mijn werkkamer gaan zitten?’ vraagt Van der Lee als ik bij hem binnenstap. ‘Daar hebben we alle rust.’ Ik knik, zet mijn tas neer in een kamer die meer atelier is dan werkkamer. Van der Lee woont in Bussum, maar zijn atelier ademt Rotterdam. ‘Wij woonden in Rotterdam-West toen ons huis in 1943 gebombardeerd werd door de geallieerden. Ik was vijftien jaar toen ik vanuit het centrum van de stad zag dat onze wijk verwoest werd, terwijl ik wist dat mijn ouders nog thuis waren. Zij bleken ongedeerd, maar we hadden niets meer.’ Op de ezel in de hoek staat een schilderij van de haven in Rotterdam, het eigenlijke doelwit, zoals Van der Lee hem zich herinnert.

‘Oorlog is een gek ding: het was er, maar toen de geallieerden landden in Normandië deed ik gewoon eindexamen. Het leven gaat door, maar intussen waren die landingen op D-day de aanleiding voor nieuwe razzia’s van de Duitsers.’ Van der Lee zwijgt even als zijn vrouw de thee binnenbrengt. ‘Op 11 november dat jaar word ik samen met 53.000 andere Rotterdammers opgepakt en per trein afgevoerd naar Duitsland. Mannen tussen de zestien en achtenveertig jaar die nodig waren voor de Arbeidseinsatz.’

Zelf komt Van der Lee net achter het front terecht, vertelt hij. ‘We worden ingezet om loopgraven te spitten en de kraters die door geallieerd artillerievuur in de wegen worden geslagen te repareren.’ Regelmatig liggen ze onder vuur van de bevrijders en als de situatie niet meer houdbaar is, weet hij in Keulen met twee andere jongens te ontsnappen. ‘Met z’n drieën vinden we een onderduikplek bij Duitsers in een kelder. Drie dagen later wordt de stad door de Amerikanen bevrijd, maar die wisten niet wat ze met ons aan moesten. Het was nog niet mogelijk om ons naar huis te brengen daarom moesten we naar een kamp. Maar het woord ‘kamp’ konden we niet meer horen, dus regelden we voor onszelf een baantje in het ziekenhuis waar we eten hadden en een fatsoenlijk bed.’

Pas een maand later worden ze in Amerikaanse legertrucks naar Nederland gebracht. Als ze bij Vaals de grens overgaan, staan ze even stil en zingen ze het Wilhelmus. ‘Dat was een van de mooiste momenten van mijn leven. Onder luid gejuich worden we door de mensen daar onthaald. Terug naar Rotterdam kon ik echter nog niet, dat was nog niet bevrijd, maar toch voelde het alsof ik weer thuis was.’

Of zijn ouders nog leven, weet Van der Lee dan nog niet. Net zomin als zijn ouders weten of hij nog leeft; pas lang na de bevrijding zien ze elkaar weer. ‘In september van dat jaar verbiedt de burgemeester de bevrijdingsfeesten. Er moet gewerkt worden, maar een baan vinden was voor mij niet makkelijk. Geen bedrijf wilde ons in die tijd hebben. Jonge mannen zouden gekeurd worden en daarna naar Indië gezonden. Die jongens zie je nooit terug.’

De oproep voor de dienstplicht van Van der Lee komt in 1947, een tijd waarin hij tekeningen begint te maken. Ondanks dat hij daardoor een baantje in de PR kan krijgen, kiest Van der Lee er een jaar later voor om als pelotonscommandant naar Indië te gaan. ‘Een missie duurde in die tijd tot de oorlog voorbij was en dus kwam ik in juli 1950 weer thuis. Ik maakte ook de tweede politionele actie en de soevereiniteitsoverdracht mee. In het geheel moesten wij 6230 Nederlandse militairen achterlaten, die daar in de periode van 1945-1950 zijn omgekomen.’ Van der Lee wijst op het boekje met zijn prenten: Onze Jan in Indië, getekend bovendien.

‘Ook Jan kwam niet terug. Wij reden op een trekbom, wat nu een IED wordt genoemd.’ Voor Van der Lee verder gaat neemt hij nog een chocolaatje. ‘Jan, Jan, je moet opstaan, je moet schieten. Hij stond niet op en het duurde ook even voor ik het door had. Hij zat onder het bloed, er zaten scherven in zijn hals en toen we terugkwamen op het kamp, was Jan al dood. ’s Middags gingen we gewoon weer op patrouille en lagen we opnieuw onder vuur.

‘In die tijd was ik blij dat ik niet naar de familie van Jan hoefde, dat had de eskadronscommandant gedaan. Later begon dat te knagen en bij een van de reünies kwam alles terug. Een van mijn kameraden uit Indië, een rustige en betrouwbare kerel, had altijd veel last gehad van die tijd. Toen heb ik besloten om op te schrijven wie onze jongens in Indië nu eigenlijk waren.’

In september 2018 werd tijdens de Nationale Indiëherdenking in Roermond een nieuw monument onthuld, dat de banden moet verstevigen tussen veteranen in het toenmalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea en veteranen die later door Nederland en de VN werden uitgezonden. Dit zogenoemde Verbindend Monument werd onthuld door veteranen die dienden in Indonesië, Korea, Libanon, Cambodja en Afghanistan. Het is te bezoeken in het herdenkingspark in Roermond.

Gerard van der Lee, Onze Jan in Indië, getekend bovendien, Uitgeverij Boekscout, 66 pagina’s (€ 17,50)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.